De kapper die mij zijn wc toevertrouwde was kapper Jan. Een beste man. Op straat nauwelijks herkenbaar als kapper; vertoont nagenoeg geen vrouwelijke trekjes, is zich weinig bewust van zijn eigen haardracht, noch van zijn klederdracht, maar is verrukt van zijn rode trui. Zijn snor is het enige wat dagelijks goed in model zit.

Jan zou zomaar ieders buurman kunnen zijn, waar je op kunt bouwen en vertrouwen, die bij voorbaat klaarstaat met een kopje suiker, en je vriendelijk uitnodigt voor thee of een portie vis. Met mijn kennis van de hygiëne van zijn kapperszaak, zal ik echter te allen tijde een excuus hebben om de uitnodiging bij Jan in huiselijke sfeer een pot thee te nuttigen, af te slaan.
...
Het toilet van Jan’s kapperszaak bevond zich ergens achter twee klapdeurtjes en betrof een wc-pot en wc-bril met ‘wood-look’. Later bleek hier een gegronde reden voor te zijn: de bewuste wc-bril diende simpel en alleen om ongewenste overblijfselen, of beter: achterblijfselen, van toiletbezoekjes te verbloemen. Echt mooi was de bril namelijk niet. Buitensporige sporen van een plasbeurt zijn amper zichtbaar op een wc-bril met namaak houtmotief, en bovendien kleurde de bril in kwestie passend bij achtergebleven schampvegen van menig grote boodschap.
Verscheidene haakjes waaraan eventueel één of meerdere handdoekjes zouden kunnen hangen, zaten zonder enige functie bevestigd aan een afgebladderde muur. En de wc-deur, die was er niet. Jan heeft het überhaupt niet zo op deuren. Gordijnen zijn meer aan hem besteed. Het vliegengordijn en douchegordijn zijn voor Jan deur genoeg.
Het begin of einde van het toilet was niet geheel duidelijk. Een blauw douchegordijn zorgde voor de afbakening van een ruimte ‘waar het allemaal zou kunnen gebeuren’.
In de overige ruimte achter de klapdeurtjes hingen een vliegengordijn uit vervlogen jaren, bestaande uit gekleurde slierten oud plastic voorzien van vuil sinds 1950, en een ander iets minder gedateerd douchegordijn met wolkjes, ooit stralend wit, maar inmiddels vlassig geel, die tevens iets afbakenden. Het douchegordijn met wolkjes zat met plakband bevestigd, want Jan is een inventief mens.
Jan houdt van sigaren. Wat de omgeving voorzag van een warme gele gloed en de oorspronkelijke geur van het toilet neutraliseerde. Van een hoeveelheid vis op zijn tijd is Jan ook niet vies. Dus als Jan met sigaar in de hand vis ging verorberen, wist je dat dít het moment was ongestoord en onopvallend de grote hoop te doen. Niemand die bedwelmd ging onder jouw onschuldige bijdrage aan het klimaat van Jan z’n kapperszaak.
Eveneens aan haarverlies op het toilet kon je rustig en schaamteloos lijden. De ruimte achter de klapdeurtjes was één grote verzamelplek voor haar van Jan en alleman. Want een stofzuiger is Jan niet nuttig genoeg. Hij heeft duidelijk een voorliefde voor de stoffer en het blik, alleen gebruikt hij ze enkel bij speciale gelegenheden.
Wanneer de avond zijn intrede deed, diende je voor het nodige zicht op het toilet, op een lichtknopje te drukken dat weliswaar schoner werd naarmate je er vaker op drukte. Het lichtknopje was net als de bruine lamellen in de kapperszaak, nimmer van enkel vuil ontdaan. Het enige wit dat aan de schakelaar te ontdekken viel, was ten grootte van een wijsvinger, en bevond zich op de plek waar je zojuist het knopje niet volledig uit vrije wil betastte, om licht te laten schijnen.
Jan is een geliefd man, maar de liefde van Jan kent grenzen; net zo min als van deuren, houdt hij van afwassen. Onder het lichtknopje ontdekte ik op de koelkast een boterhambordje dat al enige tijd op steevast dezelfde plek stond. Maar het arme boterhambordje hield zich schuil onder een geel stukje keukenrol dat doordrenkt was met vet van vis, en ander etenswaar. Op de efficiëntie van Jan valt niets aan te merken. Daarentegen vond ik wel dat dat restje keukenrol hoog nodig aan vervanging toe was.
Ik logeerde tijdig in een prima ruimte boven de kapperszaak van Jan. Het appartementje was voorzien van alle gemakken, behalve een toilet. Dus voor een bezoek aan de wc moest ik naar ‘benee’. Telkens weer wanneer ik met volle blaas de kapperszaak binnentrad, keek het hoofd van een heer dat boven het kapkleed uitstak, mij verwonderd aan. Het is nou eenmaal vreemd om als vrouwelijk persoon met dreadlocks in een eeuwenoude herenkapsalon prompt te verschijnen. Niet door de entree, maar via een deurtje waarvan de bestemming bij menig klant onbekend is, om vervolgens achter klapdeurtjes te verdwijnen, daar haar behoefte te doen, na enige tijd weder te keren van achter de saloondeurtjes om voorts dezelfde weg door de kapsalon terug te nemen, waarna door het mysterieuze deurtje de kapsalon weer te verlaten.
Als vrouw met kleine blaas die de godganse dag theedrinkt, behoor je tot de fervente toiletbezoekers. In privé-sferen en vertrouwde omgeving -daar waar je bed staat, je de was doet en je je eigen voordeur hebt-, veroorzaakt veelvoudig toiletbezoek geen problemen.
Maar in de situatie waarin ik verkeerde, voelde ik me om persoonlijke redenen bezwaard toe te geven aan mijn drang om te plassen.
Het werd te complex, om de haverklap de man onder het kapkleed te moeten trotseren, voordat mijn boodschap aan het toilet gedoneerd kon worden, dat ik op een gegeven ogenblik genoodzaakt was een alternatief te zoeken. Minder theedrinken was geen optie.
De douchebak daarentegen wel.
Maar ik miste zowaar de narigheid en misère van het toilet in de kapperszaak. De goede gesprekken. En de vriendelijkheid van kapper Jan. Zelfs zijn ellendige sigarengeur. Ach, en wat mij betreft ook de geur van haring. Acceptatie was er in gesluimerd, zonder daar erg in te hebben, en zonder enige moeite.
...
Van al dit geouwehoer over plassen in algemene zin, moet ik verdomd alweer naar het toilet. De hoogste tijd om kapper Jan weer eens een bezoek te brengen.